Jeannetje songteksten
't Was een aardig kind, Jeannetje
Ze was juist zestien jaar
En was er hier of daar 'n pretje
Nou, dat was iets voor haar!
Voor 'n winkel liep ze met dozen
Waarvoor ze menig fooitje kreeg
Als lief had zij zich Hein gekozen
Die woonde naast haar in de steeg
Hein kon 'n tijd geen werk vinden
Overal zocht hij z'n troost...
Door 't handgeld liet-ie zich verblinden
En tekende voor de Oost
Vanaf die tijd werd ze eerst treurig
Maar ze hield 't niet lang vol
Spoedig werd ze ook fleurig
En maakte, als vanouds, weer lol!
Zo verliepen dan de jaren
Van hem hoorde ze niets meer
Jeannetje ging nu spoedig paren
Met 'n deftig heer!
Hij had haar dit vast versproken
Ze had 'm veel toegestaan
De achtste maand was aangebroken
Nu kwam 't er op aan!
Eens 's avonds had ze afgesproken
Met haar aanstaande man
Hij zei, mama had lont geroken
En 't stond 'r niet an
Hij moest voorgoed dus met haar breken
Zo waren de zaken nu gesteld
Hij kon z'n moe niet tegenspreken
Als slotakkoord bood hij haar geld!
Verachtend heeft z'em afgewezen
En zo liet z'em gaan!
Voorgoed was ze echter genezen
Met de liefde had ze afgedaan!
Ze was eens zo vol vertrouwen
'n Ieder welgezind
En in plaats van nu te trouwen
Zat ze met 'n hoerenkind!
Ze zocht naar werk
Maar 't kon niet baten
Wat moeite ze ook deed!
D'r laarzen zaten vol met gaten
't Noodlot had haar beet!
Niets mocht haar nu meer gelukken
Ze moest voor dat noodlot bukken
En loopt nu op de baan!
Dus mannen, ziet ge somtijds vrouwen
Zoekend tot in de nacht
Vaak kunt ge ze niet vertrouwen
Maar voor ge ze veracht...
Wil toch steeds voor ogen houwen
Dat 't zeer goed kan
Dat de slechtheid dezer vrouwen
Tot oorzaak had: 'n man!