Poezie en proza, een afscheidsbrief songteksten
M'n vriend, ik laat je hierbij weten
Al vind je dat misschien heel naar
Dat van ons trouwen niets kan komen
We passen heus niet bij elkaar
Ik blijf als dichter je vereren
Maar als ik je trouwde had ik een strop
Want met z'n tweeen armoe lijen
Het komt niet in m'n hersens op
'Je zoudt me op de handen dragen'
Schreef je me in je laatste brief
Dat is voor een enkel keer wel aardig
Maar een auto is me wel zo lief
'Je ziet een hemel in m'n ogen'
Dat klinkt heel prachtig in een lied
Maar het moet een rare hemel wezen
Wanneer je scheel van honger ziet
'Je vindt m'n gouwe blonde lokken
Het schoonste sieraad van de vrouw'
Maar ik betwijfel of de lommerd
Daarop een daalder lenen zou
Jij hebt genoeg om te souperen
'Aan sterrenglans en maneschijn'
Geef mij maar een douzijntje oesters
Met 'n glasie lekk're moezelwijn
'Je wilt me een koningsmantel weven
Van avondrood en zonnegoud'
Dat is heel mooi, maar beste jongen
Op den duur is het me te koud
Je schrijft me dat je altijd 'rozen
Wilt strooien op m'n levenspad'
Maar vriend, je staat nu al zo lelijk
Bij de bloemisten in de klad
Voordat je mij kunt onderhouwen
Gaat er misschien tien jaar voorbij
Zo lang kan ik onmogelijk wachten
Wacht jij dus liever maar op mij
Schrijf jij maar verzen en sonnetten
Misschien krijg je m'n man tot klant
Want dezer dagen ga ik trouwen
Met een ulevellenfabrikant