Ballade van het concours te Blois songteksten
Ik sterf van dorst nabij de koele bronnen
Heet als een vuur kleum ik en klappertand
Als heerser leef ik weerloos overwonnen
Ik eigen land ben 'k in vijandig land
Steenkoud ril ik nabij de schouw die brandt
Naakt als een worm ga ik als vorst gekleed
In tranen lachend wacht ik wat vergleed
Mijn troost vind ik in droeve wanhoopsklacht
Vermaak schep ik in kommer en in leed
Warm welkom en door iedereen veracht
Niets is mij zeker dan onzekerheden
En donker is mij elke helderheid
Ik twijfel nooit, alleen aan recht en reden
Mijn zekerheid is de toevalligheid
Ik win altijd en raak toch alles kwijt
Ik ben vermogend en heb geen bezit
'k Ben bang te vallen als ik lig of zit
Ik zeg bij 't morgengloren 'goedenacht'
'k Ben erfgenaam zonder familielid
Warm welkom en door iedereen veracht
'k Heb kind noch kraai, maar toch tracht ik te zorgen
Voor 'n lege beurs, van gouden schilden zwaar
Wie mij wil weldoen zou 'k het liefste worgen
Wie waarheid tot mij spreekt is leugenaar
Mijn beste vriend is hij die zonneklaar
Bewijst dat zwanen zwarte raven zijn
En wie mij schaadt doet me het minste pijn
Leugen en waarheid zijn voor mij een macht
Ik weet zoveel, maasr mijn verstand is klein
Warm welkom en door iedereen veracht
Gij milde Prins, mijn rechte woord is krom
Want veel begrijpend ben ik dwaas en dom
Elk krijgt mijn stem, ik ben voor een geslacht
Wat wil ik nog? Mijn toelage weerom
Warm welkom en door iedereen veracht