Hans en Joop songteksten
Daar woonden twee monniken Hans & Joop in een klooster op een heuvel
Ze sleten hun tijd, en dat was een hoop met sigaren en een weinig gekeuvel
Ze kletsten over Jeruzalem en loofden de heer met Psalmen
En zo kon je Hans eerste en Joops tweede stem in de omtrek horen galmen
Of ze gingen ze naar het dorp benee om daar de Heer te loven
En dan stemden ze op de KVP en dan gingen ze weer naar boven
Er klopte daar een meisje aan dat hebben ze aangenomen
Want ze misten bij het zingen een goeie sopraan
Daar ze zelf niet zo hoog konden komen
Zij wasten hun kleren het witgoed en bont en maakte hen nieuwe sandalen
In het klooster ging de wijnfles rond en in het dorp de roddelverhalen
Het meisje begreep dit en is weggegaan na een afscheid met veel tranen
Joop gaf haar een hand, wat ie nooit had gedaan
En Hans voor de reis wat bananen
En 's avonds zongen ze in duet een lied dat sneed door je mergen
Het meisje hoorde dat nog net en antwoordde over de bergen
Maar toen kwam er een man uit het dorp op de fiets en sprak
"Zo kunnen we het niet laten!
Dat meisje moet terug ander hebben we niets om beneden over te praten!"
En nu zingen ze weer met z'n drieen in koor en wast ze weer hun kleren
En ze krijgen d'r zelfs subsidie voor, want Gods kinderen zijn rare peren