En toch ben ik dol op Nederland songteksten
En zijn ten onze geen bergen
Geen ongetemde rivieren
Men vindt er geen spelonken en ook geen woud
Waar 't wemelt van de wilde dieren
Maar sappige weiden vol vee, dat wel
En bossen en duinen en zee, dat wel
En 's morgens je koffie en 's middags je thee, dat wel
En daarom hebben wij ons hart verpand
Aan 't lieve, kleine Nederland
Waar bijna geen molens meer draaien
Hoe krachtig de winden ook waaien
Waar bijna geen plekje meer vrij is
Waar 't vriezen kan, zelfs als 't mei is
Waar minstens driekwart jaar de kachel brandt
En toch ben ik dol op Nederland
Wij zijn geen machtige natie
Wij hebben niks te vertellen
En deden wij eens echt onze eigen zin
Dan kregen we 't zwaar te stellen
We zijn misschien niet produktief genoeg
We zijn misschien niet vlot en fief genoeg
Of zijn de belastingen niet progressief genoeg
En daarom hebben wij ons hart verpand
Aan 't lieve, kleine Nederland
Waar 't wemelt van heilige huisjes
Waar 't kraakt van beschuitjes met muisjes
Waar menige feestdag verpietert
Omdat 't aan een stuk door gietert
Waar 't vol met mensen zit, tot aan de rand
En toch ben ik dol op Nederland
Wij moeten ozo atent zijn
We zijn op elk gebied kwetsbaar
En vragen wij een gunst of handelsrecht
Dan zeggen alle groten: "Klets maar"
We maken geen grote historie meer
Wij hebben geen glanzende glorie meer
En zelf kraait in Alkmaar geen haan de victorie meer
En daarom hebben wij ons hart verpand
Aan 't lieve, kleine Nederland
Waar iedereen goed heeft te eten
En bijna de tijd is vergeten
Dat niemand in Nederland vrij was
Tot eind'lijk de oorlog voorbij was
We leven nu weer aan de saaie kant
En toch ben ik dol op Nederland