Brief van een landbouwer aan zijn zoon songteksten
Mijn lieve zoon, j'hebt me geschreven
Nu j'achttien jaar geworden bent
Of ik j'een goede raad wou geven
Wat je moet worden beste vent
Dat 's voor je vader ongelogen
Een zware taak, een lastig ding
Illusies zijn zo gauw vervlogen
Het leven is zo zonderling
Als je gedwee je hoofd kunt bukken
Zal 't jou misschien nog wel eens lukken
Want o, de mensen zijn zo slecht
Die het hardst bedriegt heeft 't meeste recht
Jij moest de boerderij maar drijven
Daar kan je minstens eerlijk blijven
J'hebt een goed huis en lekker voer
Dus jongenlief, blijf jij maar boer
Mocht je de politiek soms lijen
Je krachten geven aan het land
Die taak is lang niet te benijen
Daartoe hoort sluwheid en verstand
De politiek is slechts een leugen
Z' is als een maalstroom, als een kolk
Want onder 't mom van 's lands belangen
Bedriegt men 't arme burgervolk
Ter wille van een Kamerzetel
Doet ze zo vurig en vermetel
En zitten z'eenmaal op de stoel
Is 't volk veel verder van het doel
Om steeds te huich'len en te liegen
Om met een glimlach te bedriegen
Dat 's voor een eerlijk mens een toer
Nee jongenlief, blijf jij maar boer
Of wil je geuren, wil je glimmen
Trekt jou misschien het leger aan
Dan zal je als je op wil klimmen
Beslist naar Indie moeten gaan
Jij kan je daar wel onderscheiden
Jij krijgt er vast het ridderkruis
Maar ik zie mijn kind na lange tijden
Misschien wel zonder armen thuis
Zou jij wel bloed kunnen vergieten
Zou jij een medemens neerschieten
Zou jij, trots alle deugd en moed
Je handen dompelen in bloed
Zou jij een mens de doodsteek geven
Die wellicht nooit iets heeft misdreven
Omdat je 't bij het vaandel zwoer
Nee jongenlief, blijf jij maar boer
'k Heb je mijn mening laten horen
'k Heb jou, mijn zoon, advies verleend
Je hoeft j' er heus niet aan te storen
Maar 'k ben je Vader, die het meent
Als alle vaders aandacht schonken
Om hunne zonen bij te staan
Waren er velen niet gezonken
Zag je geen stumper barrevoets gaan
Laat Amsterdam je nooit verlokken
Mijdt grote steden als de pokken
Ik weet, de lichtstroom trekt ons aan
Ofschoon w' erin ten onder gaan
Hoevelen zijn niet door dat leven
Vernietigd, in het slijk gebleven
't Gevaar ligt oov'ral op de loer
Nee jongenlief, blijf jij maar boer