Boeken songteksten
In mijn kamer staat een kast met al mijn boeken op een rij.
Hele dikke, hele dunne staan daar steunend zij aan zij.
Fluisterend, stotterend, hijgend, zingend, ieder met een eigen stem.
Ik deelde het moment van lezen: werd verliefd op haar of hem.
Bij het omslaan van de bladen kwam je méér dan op bezoek,
want jij ving mij met je woorden, las mij als een open boek.
Door jou kon ik dingen lezend laten klinken in mijn ziel,
de betekenis van woorden laten draaien als een wiel.
Gleden kilometers wegdek lezend onder mij vandaan,
kwam ik uitgelezen wakker op m'n eindbestemming aan.
Gedichten: letters, woorden, zinnen toonden mij een stuk heelal.
Mij van buiten, mij van binnen, dat wat was, is, komen zal.
Zo ga ik met een hoofd vol beelden, woorden, zinnen aan de haal.
Uit verband gerukt, versneden, caleidoscoop van dichterstaal.
Blijft wat ik van dichters leerde, in alledaagsheid vaak banaal.
En dus zoek ik steun bij u, u de connaisseur van taal.
Denkend aan Holland zie ik brede rivieren
traag door oneindig laagland gaan. (Marsman)
Ruim baan, ruim baan!
Daar komt Jaapje Visser aan. (Annie M.G. Schmidt)
En maakt de geest van Rachel wakker,
die waren gaat door beemd en wei. (Vondel)
En durft gij mij
van dichten spreken?(Gezelle)
Snachts rusten meest de dieren
Oock menschen goet en quaat. (Bredero)
Grauw is uw hemel
en stormig uw strand
Naakt zijn uw duinen
en effen uw velden. (Potgieter)
Geluiden waaien naar de overkant
van de rivier. Daar staat niemand. (Nootenboom)
Wij komen nooit meer saam:
de wereld drong zich tussenbeide. (Slauerhoff)
Ons diepst omarmen heeft de droom omgebracht. (Marsman)
Maar jonge sla in september...(Kopland)
Hoe kon ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd.
Hoe moet ik het weer ooit vergeten? (Vasalis) (2x)